Harder lopen voor zachte clausules

Rik Steentjes

(door Rik Steentjes, Steentjes Verzekeringen) Harde clausules in zakelijke schadepolissen rukken op. Mijn onderzoek laat zien dat de meeste adviseurs hier terdege rekening mee houden als het gaat om voldoen aan de zorgplicht. Wel zouden adviseurs zich harder kunnen maken voor zachte clausules.

In toenemende mate worden door verzekeraars in polissen van zakelijke schadeverzekeringen dekkingsgarantieclausules opgenomen. Tussenpersonen kennen een toenemende bezorgdheid wat betreft hun verantwoordelijkheid ten aanzien van deze garantieclausules. In Noord- en Oost-Nederland hebben een 45-tal tussenpersonen zich onlangs, vanwege deze bezorgdheid, in een werkgroep verenigd teneinde de discussie met verzekeraars aan te gaan over dit onderwerp. Men is van mening dat verzekeraars te vaak harde garantieclausules hanteren waar zachte clausules gewenst zijn. Door het schrijven van deze scriptie ben ik met deze groep in aanraking gekomen en inmiddels maak ik deel uit van de vertegenwoordiging van deze groep die de gesprekken met de verzekeraars voert.

In mijn scriptie heb ik onderzocht hoe de dagelijkse praktijk bij de verzekeringstussenpersoon zich verhoudt tot de theorie die volgt uit de literatuur en jurisprudentie. In dit kader heb ik onder meer een enquête uitgezet onder Adfiz-leden. Dit om er achter te komen hoe adviseurs in de praktijk wijzen op het bestaan van, de inhoud en de consequenties van het niet-naleven van de clausules. En hoe het zit met de controle op de naleving?

Electrische installatie

Een van de casussen van de enquête betreft een geval waarbij de verzekeraar een harde clausule electrische installatie in de offerte c.q. op de polis plaatst. Van de respondenten geeft 87,9 procent aan dat men de cliënt op de clausule wijst en uitdrukkelijk de te nemen maatregelen bespreekt. De tweede vraag was of men controle uitvoert of daadwerkelijk aan de voorwaarde is voldaan. Hier geeft 62,1 procent aan dit te doen inclusief het opvragen van bewijsstukken voor het eigen dossier, 33,3 procent geeft aan sec te vragen of aan de voorwaarde is voldaan. Tenslotte geeft 4,6 procent aan niets te controleren.

Een andere casus betrof een zelfde clausule electrische installatie, echter in dit geval een zachte versie. Op de vraag of in het offerte-stadium überhaupt rekening wordt gehouden met harde c.q. zachte clausules antwoordt 83,3 procent daar onderscheid in te maken en dit met cliënt te bespreken. 12,1 procent geeft aan daar geen rekening mee te houden. 4,6 procent accepteert in het geheel geen harde clausules in offertes.

Op dezelfde controle-vraag als bij casus 1 geeft hier 48,5 procent aan dat men vraagt of aan de voorwaarde is voldaan inclusief het opvragen van bewijsstukken voor het eigen dossier. 43,9 procent vraagt hier sec of aan de voorwaarde is voldaan. 7,6 procent acht dit de eigen verantwoordelijkheid van cliënt en doet niets.

Er is sprake van een verschuiving ten opzichte van casus 1 waarbij, vanwege het feit dat er een zachte clausule van toepassing is, door de verzekeringstussenpersoon eerder genoegen wordt genomen met sec het vragen naar het voldoen aan de voorwaarde en dus minder vaak naar bewijsstukken wordt gevraagd.

Wat de variëteit in de antwoorden betreft, zit het met name in de controle achteraf c.q. doorlopend op het voldoen aan de clausules: een gedeelte vindt uitdrukkelijk bespreken van de clausules en het duidelijk in de polis vermelden hiervan voldoende, een ander deel wil bewijzen in het eigen dossier hebben. Duidelijk is ook de mening dat er zeker ook een eigen verantwoordelijkheid bij de verzekerde ligt. Daarnaast wordt veel aangegeven dat verzekeraars te gemakkelijk harde clausules plaatsen waar zachte gewenst zouden zijn.

Richtlijnen

Teneinde de dagelijkse praktijk aan de theorie te toetsen gebruik ik de richtsnoeren voor de praktijk van Pluymen (‘De zorgplicht van de assurantietussenpersoon bij dekkingsclausules’, Tijdschrift aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht in de praktijk 2017/3), als benchmark, aangevuld met een extra richtlijn zoals door mij verwoord:

– de assurantietussenpersoon moet voldoende duidelijk uitleggen wat de clausule inhoudt (1);

– de assurantietussenpersoon moet op duidelijke, niet voor tweeërlei uitleg vatbare wijze bij voorkeur schriftelijk waarschuwen voor de gevolgen van het niet (tijdig) voldoen aan de clausule (2);

– de assurantietussenpersoon hoeft in principe de door de klant aangeleverde informatie niet op juistheid te controleren (3);

– de assurantietussenpersoon mag ervan uitgaan dat de klant het polisblad leest en de eenvoudig te begrijpen voorwaarden (4);

– bij essentiële clausules is het bewijstechnisch handig als de assurantietussenpersoon de klant toch vraagt om bewijs van naleving van de clausule (5);

– de assurantietussenpersoon dient er naar te streven om bij verzekeraars waar mogelijk zachte dekkingsgarantieclausules te bewerkstelligen (6).

Bezien we de eerste richtlijn, dan zie ik dat het grote merendeel van de respondenten op de clausules wijst en deze uitdrukkelijk bespreekt. Tevens wijst men op de gevolgen die het niet voldoen aan de voorwaarde voor de cliënt heeft, waarmee ook aan de tweede richtlijn lijkt te zijn voldaan. Uit de antwoorden blijkt dat men veelal aangeeft (jaarlijkse) bezoekverslagen te maken waarin men de besproken clausules en door de cliënt te nemen c.q. genomen maatregelen vastlegt. De derde richtlijn pleit voor deze handelswijze.

De vierde en vijfde richtlijn wijzen op de eigen verantwoordelijkheid van de cliënt. Uit de antwoorden blijkt dat de respondenten van mening zijn dat, nadat er een goede uitleg van de clausules is gegeven en deze duidelijk in de polis staan vermeld, de verantwoordelijkheid voor de daadwerkelijke uitvoering en het blijven voldoen aan de voorwaarde bij de verzekerde ligt.

Over het vragen van bewijsstukken voor het dossier van de verzekeringstussenpersoon, de vijfde richtlijn, zijn de meningen van de respondenten wat meer verdeeld. De helft vraagt bewijsstukken op, de andere helft niet. In het geval van zachte clausules bleek men minder vaak bewijsstukken op te vragen, de reden daarvoor zal zijn, zo vermoed ik, de minder vergaande gevolgen voor de verzekerde bij het niet voldoen aan de voorwaarde (wel dekking, ‘slechts’ een hoger eigen risico).

‘Beter te veel zorgplicht dan te weinig’

Conclusie

Mijn conclusie ten aanzien van de match tussen theorie en praktijk is dat de respondenten over het algemeen in grote mate voldoen aan de door de theorie gestelde eisen ten aanzien van het informeren over, waarschuwen voor en het controleren achteraf, van door de verzekeraar gevraagde (geëiste) preventiemaatregelen in het kader van dekkingsgarantieclausules. Alhoewel de theorie niet (altijd) eist om, indien aan de informatie- en waarschuwingsplicht is voldaan, ook bewijsstukken in het dossier te hebben, zou ik iedere verzekeringstussenpersoon aanbevelen om alle zes de richtlijnen, zoals hiervoor weergegeven, zorgvuldig in acht te nemen. Het is altijd nog beter om ‘te veel’ aan zorgplicht in acht te nemen dan ‘te weinig’. Met name de aandacht voor de (mogelijkheid tot een) keuze tussen harde en zachte dekkingsgarantieclausules blijft naar mijn mening zowel in de theorie als in de praktijk onderbelicht. Voor de toekomst verwacht ik een toenemende aandacht daarvoor.

Uit: ‘De zorgplicht van de verzekeringstussenpersoon ten aanzien van dekkingsgarantieclausules in polissen van zakelijke schadeverzekeringen. Een onderzoek naar de match tussen de theorie en de dagelijkse praktijk’. Masterscriptie Rik Steentjes Universiteit van Amsterdam Faculteit Economie en Bedrijfskunde Master Verzekeringskunde/Insurance Studies. De volledige scriptie is op te vragen via r.steentjes@steentjes.nl.

Begin november ontving Steentjes de Student van het Jaar Award 2019 voor zijn scriptie, uitgereikt door de Stichting Assurantiebeurs Amsterdam (SAA).

Reactie toevoegen

 
Meer over
Schending zorgplicht kost adviseur 6.247 euro

Schending zorgplicht kost adviseur 6.247 euro

(Kifid-uitspraak GC 2023-0433B) In de tussenuitspraak heeft de Geschillencommissie geoordeeld dat de tussenpersoon zijn zorgplicht tijdens de looptijd van de beleggingsverzekering...

Hypotheekadviseur voldeed aan inspanningsverplichting

Hypotheekadviseur voldeed aan inspanningsverplichting

(Kifid-uitspraak GC 2023-0799) De consumenten hebben de adviseur opdracht gegeven tot het bemiddelen en adviseren bij het oversluiten van hun hypothecaire geldlening....

Hypotheekadviseur moet adviesvergoeding terugstorten

Hypotheekadviseur moet adviesvergoeding terugstorten

(Kifid-uitspraak GC 2023-0786) De consumenten stellen zich op het standpunt dat de adviseur zijn zorgplicht geschonden heeft door hen niet te informeren over de...

Reconstructie adviesdossier mag ook mondeling en met getuigenbewijs

Reconstructie adviesdossier mag ook mondeling en met getuigenbewijs

(Rechtspraak) De adviseur kan niet op papier maar wel mondeling en met getuigen hard maken wat hij met de consumenten heeft besproken. Voor de Rechtbank Oost-Brabant...

Aan tussenpersoon om te controleren of product voldoet aan normen bank en behoeften consument

Aan tussenpersoon om te controleren of product voldoet aan normen bank en behoeften consument

(Kifid-uitspraak GC 2023-0769) Het is niet aan de bank om de wensen en behoeften te inventariseren bij het aangaan van een overeenkomst. Deze werkzaamheden liggen...

Niet corrigeren onjuiste veronderstelling klanten komt adviseur duur te staan

Niet corrigeren onjuiste veronderstelling klanten komt adviseur duur te staan

(Kifid-uitspraak GC 2023-0733) De consumenten hebben een appartement gekocht naast hun huidige woning. Het advieskantoor heeft een verhuurhypotheek geadviseerd,...

WhatsApp komt hypotheekadviseur duur te staan

WhatsApp komt hypotheekadviseur duur te staan

(Kifid-tussenuitspraak GC 2023-0726A) De adviseur verweert – vergeefs - zich als volgt: de opdracht van de consument tot het wijzigen van de rente is niet...

Consumenten eisen vergeefs 168 mille van onzorgvuldige hypotheekadviseur

Consumenten eisen vergeefs 168 mille van onzorgvuldige hypotheekadviseur

(Kifid-uitspraak GC 2023-0716) De adviseur heeft een financieringsopzet aan de consumenten voorgehouden gebaseerd op rentepercentages welke waren genoemd in een...

Adviseur hoefde niet ook nog eens schriftelijk te waarschuwen

Adviseur hoefde niet ook nog eens schriftelijk te waarschuwen

(Kifid-uitspraak GC 2023-0719) De consument stelt dat de adviseur tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst door, na de eerste afwijzing van een verzekeringsaanvraag...

Schade door piraten niet voor rekening tussenpersoon

Schade door piraten niet voor rekening tussenpersoon

(Rechtspraak) Ook in hoger beroep is het de scheepvaartmaatschappij niet gelukt een deel van de schade als gevolg van piraterij te verhalen op Noord-Nederlandse...