Tijd voor vrije toegang tot verzekeraars

Henri Drost 2018

(door Henri Drost, Oostdam & Partners)
Vrij verkeer van goederen en diensten. Een begrip dat ons direct doet denken aan de Europese markt. Die markt krijgt er dit jaar een nieuwe wet bij, de nieuwe Richtlijn verzekeringsdistributie. In het Engels heet deze Insurance Distribution Directive, afgekort IDD. Eén van de redenen voor de komst van IDD is dat financiële dienstverleners gemakkelijker toegang moeten krijgen tot de (Europese) markt.

Onderbelicht: onafhankelijk

De richtlijn IDD bevat een item over ‘onafhankelijk advies’, dat nog erg onderbelicht is gebleven. Elke financiële dienstverlener die advies geeft, moet straks aangeven of hij dat doet op een onafhankelijke basis of niet. Nederland neemt dit onderdeel over in de nationale wetgeving. “Want het is bij onafhankelijk advies belangrijk dat de adviseur/bemiddelaar een toereikend aantal verzekeringen met elkaar vergelijkt van verschillende verzekeraars”, zo stelt onze wetgever.

Een goede vraag is nu wat "een toereikend aantal” is. In eerdere publicaties heeft de AFM aangegeven dat dit minimaal 50 procent van de op de markt verkrijgbare verzekeringen moet zijn. Nu neigt de toezichthouder wel vaker richting de rol van wetgever, dus deze vingerwijzing moeten we serieus nemen.

Het recente debat over de evaluatie van het provisieverbod bevestigt dat. “In de sector is afgesproken dat je 50 procent van de markt in kaart moet brengen, wil sprake zijn van onafhankelijk advies”, stelde een politicus zonder aarzeling vast. Om er direct de vraag aan toe te voegen of 75 of 90 procent niet beter is.

Minister Hoekstra van Financiën heeft toegezegd nader te zullen bekijken of voor de titel ‘onafhankelijk advies’ een hoger percentage (dan 50 procent) verstandig is. Er is zelfs een motie aangenomen die hem hiertoe aanzet!

Dunne spoeling

Welke assurantiekantoren kunnen na 23 februari, op basis van dit criterium, nog volhouden dat zij onafhankelijk advies geven? Dat kon bij 50 procent al wel eens een heel kleine groep zijn, laat staan bij een hoger percentage. Immers, per product werken kantoren meestal met niet meer dan drie tot vijf aanbieders samen. Afgaande op cijfers van de AFM brengen tussenpersonen gemiddeld 70 procent van hun klanten bij één verzekeraar onder en nog eens 25 procent bij een tweede. Er blijven dus niet veel andere smaken over.

Nu zijn er natuurlijk systemen die vergelijking van verschillende verzekeraars eenvoudig mogelijk maken. Rolls is daar een bekend voorbeeld van. Echter, het kunnen vergelijken van veel verzekeraars is nog niet hetzelfde als toegang hebben tot veel verzekeraars (of geldverstrekkers).

Daarvoor is een ‘aanstelling’ nodig, een samenwerkingsovereenkomst. Tenminste, dat is nu nog de praktijk bij vrijwel alle aanbieders. Zij zetten de deur niet voor elke intermediair open. Om die reden is het voor veel kantoren in de praktijk gewoonweg onmogelijk om toegang te hebben tot minimaal de helft van alle verzekeraars. En dat maakt ‘onafhankelijk advies’ onhaalbaar.

Ja, er is wel een mogelijkheid: aansluiten bij een serviceprovider. Het is dan ook niet vreemd dat de belangenorganisatie voor serviceproviders, OvFD, laaiend enthousiast is over dit Europese voorschrift. Ik gun de serviceproviders alle goeds, maar het is toch de vraag of de wetgever ‘noodzakelijke’ aansluiting bij een serviceprovider op deze wijze moet sturen.

Vrije markttoegang

Een alternatief is vrije markttoegang, zonder ‘aanstelling’ vooraf. Dat zou in Europese oren toch prettig moeten klinken. In 2014, alweer drie jaar geleden, maakte de AFM zich hier nog eens druk om. 

De toezichthouder vond dat verzekeraars de deuren open moesten zetten voor adviseurs. Logisch ook, want kantoren die beschikken over de juiste vergunningen, hebben bewezen te voldoen aan alle eisen op het gebied van bijvoorbeeld betrouwbaarheid, organisatie en vakbekwaamheid. Wie is een verzekeraar dan om nog extra eisen te stellen aan de adviseur van de klant? Om in samenwerkingsovereenkomsten nog extra drempels op te werpen?

Nou, counterde het Verbond van Verzekeraars destijds al direct, er is nog zoiets als ‘contractvrijheid’! Uit het oogpunt van bedrijfskosten en selectie van verzekeringsrisico’s een legitiem argument. Maar ja, je kunt niet iedereen volledig tevreden stellen, vond ook de AFM. De toezichthouder hield voet bij stuk en kondigde een brede dialoog met marktpartijen aan. En toen bleef het stil…

Waarde van advies

Onlangs had de AFM nog wel een mening over actieve transparantie op schadeprovisies, maar aan de vrije markttoegang werd geen letter besteed. Vreemd! De wetgever hecht namelijk veel belang aan ‘onafhankelijk advies’. Het jongste provisiedebat in de Tweede Kamer maakte dat nog maar weer eens duidelijk.

Als de toezichthouder voor klanten (die zich laten bijstaan door een adviseur) vrije toegang tot financiële producten afdwingt, legt dat wel een verplichting op de schouders van het intermediair. De plicht om daadwerkelijk invulling te gaan geven aan ‘onafhankelijk advies’. Dit houdt enerzijds in dat bij de keuze voor (bijvoorbeeld) een verzekering de voorwaarden en premies van een veel groter aantal maatschappijen wordt afgewogen en anderzijds dat met regelmaat wordt gecheckt of er geen betere polissen op de markt beschikbaar zijn. Dat vergt meer inspanning dan er nu vaak aan wordt besteed. De klant verdient beter!

En let wel, dit is één van de USP’s van zelfstandige advieskantoren. De evaluatie van het provisieverbod maakt duidelijk dat het intermediair nog veel moeite heeft om de klant te overtuigen van de waarden van advies. ‘Onafhankelijk advies’ is een onderwerp dat serieus moet worden opgepakt.

Reactie toevoegen

 
Meer over