Schrijffout van 2,5 ton, bedankt!
(Rechtspraak) Een administratieve fout kost a.s.r. 250.000 euro. De Rechtbank Midden-Nederland oordeelt dat de eiser niet van het onjuiste bedrag op de levensverzekering kon weten.
Het gaat in deze zaak over een fout op de polis van een levensverzekering. De vader van [eiser] heeft deze verzekering in 1968 afgesloten op het leven van [eiser] . Op de polis (met vader als verzekeringsnemer en [eiser] als verzekerde) is bij aanvang het juiste verzekerde kapitaal van 5.000 gulden vermeld. Vanaf 1997 is echter een verzekerd kapitaal van 550.300 gulden vermeld. Deze vergissing met het hoge bedrag heeft a.s.r. (door een geautomatiseerd systeem) vanaf 1997 tot in 2019 meerdere keren gemaakt.
In 2000 heeft [eiser] samen met zijn vader aan a.s.r. gevraagd om de tenaamstelling van de verzekeringsnemer te wijzigen (van vader naar zoon). Hierna zijn de rechten uit de verzekering van vader op zoon overgegaan.
In 2001 heeft [eiser] samen met zijn echtgenote een aflossingsvrije hypotheek afgesloten met de polis (met het hoge bedrag) als onderpand. Deze hypotheek (bij de ING) van 220.000 euro moet hij in 2038 terugbetalen. Dat is een probleem voor hem omdat de polis (met een eindkapitaal van 2.531 euro) dat bedrag bij lange na niet dekt. Op 17 september 2018 heeft a.s.r. namelijk aan [eiser] laten weten dat bij poliscontrole is gebleken dat het (hoge) bedrag op de polis niet juist is en zij heeft hem een nieuwe polis gestuurd met een verzekerd kapitaal van (maar) 2.531 euro.
Geen bierviltje
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er meerdere aanwijzingen die het standpunt van [eiser] ondersteunen dat hij daadwerkelijk heeft vertrouwd op de juistheid van de polis met het hoge bedrag:
De vorm van de verklaring of gedraging waarop afgegaan wordt. Het gaat hier niet om de achterkant van een ‘bierviltje’ maar om een polis, een onderhandse akte (artikel 156 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)) die zoals in het tussenvonnis overwogen tegen de verzekeraar die haar heeft ondertekend dwingend bewijs oplevert van de waarheid van die verklaring (artikel 157 Rv) waartegen tegenbewijs openstaat (artikel 151 lid 2 Rv).
In de handeling zelf (het afsluiten van aflossingsvrije hypotheek met de polis als onderpand) ligt het vertrouwen in de juistheid van inhoud van de polis besloten. Ook de hypotheeknemer (ING) is hier van uitgegaan. Het ligt ook niet zo voor de hand dat [eiser] en ING als zij de werkelijke waarde wisten dit risico hadden genomen.
[Eiser] heeft toegelicht dat hij weinig contact met zijn vader had, dat zijn ouders zijn gescheiden toen hij 1,5 jaar was en dat hij bij zijn moeder is blijven wonen en dat in 2001 het contact met zijn vader helemaal verbroken is. Het is dus heel goed mogelijk dat zijn vader hem nooit iets over de juiste waarde van de polis heeft verteld.
[Eiser] betwist dat de handgeschreven komma op de brief van 30 maart 2000 van hem of zijn vader is en zijn stelling dat dat hij bij een schrijffout de brief opnieuw had uitgeprint, is niet vreemd. Daarna is a.s.r. bovendien doorgegaan met het sturen van polissen met het hoge bedrag en fiscale waardes die niet met de werkelijkheid stroken.
De uitleg van [eiser] ter zitting hoe hij met de polis naar de hypotheekadviseur is gegaan en hij werd geadviseerd de tenaamstelling te wijzigen en vervolgens met dat verzoek naar zijn vader is gegaan zonder over de verdere inhoud te spreken, is aannemelijk.
De conclusie is dat er voldoende aanknopingspunten zijn waaruit blijkt dat [eiser] werkelijk dacht en mocht aannemen dat het hoge bedrag op de polis klopte en dat er onvoldoende aanwijzingen zijn waaruit blijkt dat het tegendeel het geval is, terwijl zich ook niet situatie voordoet dat bewijsmateriaal dat redelijkerwijs verwacht mocht worden ontbreekt.
Dit betekent dat [eiser] een beroep op artikel 3:36 BW toekomt en dat door a.s.r. tegenover hem als derde geen beroep op de onjuistheid van de veronderstelling kan worden gedaan. [eiser] moet dan ook in de toestand worden gebracht alsof zijn veronderstelling juist was.
De rechtbank gebiedt a.s.r. tot nakoming van de tot 17 september 2018 geldende verzekeringspolis, inhoudende betalingen op 1 mei 2033 aan [eiser] van een bedrag van 249.715,25 euro en in het geval [eiser] vóór 1 mei 2033 overlijdt onmiddellijke betaling van een bedrag van 249.715,25 euro aan de erven van [eiser].
Reactie toevoegen
Meer over
(Rechtspraak) a.s.r. moet alsnog bijna 140.000 aan verzekeringspenningen betalen aan een melkveebedrijf uit hoofde van de aansprakelijkheidsverzekering. De vergoeding...
(Rechtspraak) In deze procedure staat centraal de vraag of er dekking onder de polis bestaat voor de schade die is ontstaan doordat het dak van een gebouw van Marop...
Fout kost Univé en Marsh bijna twee miljoen
(Rechtspraak) De rechter laat Univé Stad en Land en Marsh ruim 1,8 miljoen euro vergoeden na een fout waardoor een bedrijf een deel van zijn verzekeringsdekking...
WAM-verzekeraar mag schade aan politieauto verhalen op wegrijder
(Rechtspraak) De WAM-verzekeraar zoekt verhaal op de verzekeringnemer voor de uitgekeerde schade aan een auto van de politie. De schade is ontstaan bij het klemrijden...
Geen terugwerkende kracht nieuwe polisvoorwaarden
(Rechtspraak) Uitleg van de polisvoorwaarden met het oog op externe advocaatkosten. Op grond van deze uitleg, wordt een hoger beroepsprocedure niet aangemerkt als...
Verzekeraar deed te laat onderzoek naar schending mededelingsplicht
(Rechtspraak) Het hof motiveert waarom de verzekeraar in dit geval na ontvangst van het claimformulier nader onderzoek had moeten doen naar de al dan niet nakomen...
Adviseur moet in zijn portemonnee graven na diefstal wiellader
(Rechtspraak) Eiser krijgt geen uitkering van zijn verzekeraar na diefstal van een wiellader, omdat de diefstal niet onder de dekking valt. Eiser spreekt zijn adviseur...
Adviseur die klant voor blok zette, moet 38.119 euro misgelopen voordeel vergoeden
(Rechtspraak) Wegens schending van de zorgplicht moet een adviseur een klant 38.119,34 aan schadevergoeding betalen, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 31...
Adviseur behoefde niet bedacht te zijn op pandemieuitsluiting voor 27 februari 2020
(Rechtspraak) De stelling van 4PM c.s. dat No Risk vanwege de berichtgeving over de verspreiding van het coronavirus eind januari 2020 ermee rekening had moeten...
Rechtbank volgt lijn Geschillencommissie Kifid
(Rechtspraak) De door eisers gevorderde vergoeding van de advies- en bemiddelingskosten wordt toegewezen. Eisers hebben volgens de Rechtbank Gelderland voldoende...