Woekerpolis: "verzekeraar doet niet meer dan nodig"

De Financiële Telegraaf logo

"Willen miljoenen consumenten pensioenproducten van bedrijven die hen eerder woekerpolissen verkochten en in tien jaar tijd de rommel nog niet krijgen opgeruimd?" Dat vraagt redacteur Thijs Rösken zich af in  in De Financiële Telegraaf onder de kop: 'Verzekeraar doet niet meer dan nodig'.

Rösken schrijft: "De verzekeraars volgen in het dossier woekerpolissen netjes het tijdpad van de toezichthouder. Ondanks dat het dossier al tien jaar voortsleept, vinden ze die tijd nodig. (...) Verzekeraars hekelen claimorganisaties die herstelpogingen nooit genoeg vinden. En ze hekelen de opstelling van gedupeerden, die ook het door verzekeraars gestarte ’onafhankelijke’ adviesloket wantrouwen omdat bij omzettingen alleen producten van de woekerpolisverkoper worden geadviseerd.

"Volgens verzekeraars is dat advies conform AFM-afspraken. Waar de verzekeraar de AFM volgt, komt die gedupeerde klanten al jaren niet zover tegemoet dat ze content zijn. Verzekeraars doen niet meer dan nodig, anders dan bedrijven buiten de financiële sector die als hun waar rommel blijkt te zijn, uit vrees voor imagoschade, hun auto’s of speelgoed terugnemen en geld teruggeven.
"Zo snel ruimen verzekeraars hun problemen niet uit de weg. Ze wijzen voor een einde van het dossier naar de klant. Zo blijft het wantrouwen. Dat kunnen verzekeraars slecht gebruiken. Hun verdienmodel staat onder druk en ze zien kansen in algemene pensioenfondsen en bijspaarproducten. Maar willen miljoenen consumenten pensioenproducten van bedrijven die hen eerder woekerpolissen verkochten en in tien jaar tijd de rommel nog niet krijgen opgeruimd?"

Reactie toevoegen

 

Reacties

Martin van Rossum - 29 juli 2016

Mag ik hier volstaan met het citeren van Prof. Arnoud Boot tijdens een lezing voor de vereniging van actuarissen in 2013 al weer: Intro: Nederland kent een mis(ver)koop – misselling – schandaal dat zijn weerga in de wereld niet kent: het woekerpolissendossier. Meer dan 7 miljoen spaar- en beleggingsproducten met een huizenhoge verborgen kostenstructuur werden door verzekeraars aan de man gebracht vooral tussen 1992 en 2007. Onder de generieke namen lijfrente- en koopsompolis of specifiekere namen zoals winstverdubbelaar en koersplan werden consumenten uitgenodigd duizenden euro’s te storten bij een verzekeraar die het vervolgens voor hen zou beleggen. Er werd niet bij verteld dat de kosten vaak 30% of meer van de inleg betroffen. "Inmiddels meer dan 18 jaar geleden (november 1995) schreef ik een rapport – getiteld Koopsommen en lijfrentes een goudmijn, maar voor wie? – waarin deze praktijken werden blootgelegd. Toen was nog niet meer dan een fractie van die 7 miljoen polissen verkocht en ingrijpen op dat moment zou de maatschappij van een schadepost van zo’n 20 miljard euro hebben behoed. Het rapport kreeg grote aandacht in de pers, en nog eens extra toen de verzekeraars een tegenrapport lieten opstellen door een door hen betaalde hoogleraar onder de dubieuze titel: ‘Koopsommen en lijfrentes: een rapport dat nooit geschreven had mogen worden’. Mijn beschrijving van de misstanden bleek echter pijnlijk accuraat. Erger nog, de ondertitel van het rapport ‘de consument betaalt, de overheid kijkt toe en de verzekeringsmaatschappij is de lachende derde’, bleek voorspellend voor de houding van de overheid. Toenmalig Minister van Financiën Gerrit Zalm zag geen reden om in te grijpen. Op Kamervragen reageerde hij met een afwerend: ‘kan niet zo zijn, er is immers concurrentie’. We weten inmiddels beter. Verzekeraars hadden geen belang bij concurrentie, maar belang bij gebrek aan transparantie om de hoge marges te verdoezelen. Het was veel lucratiever om mee te doen aan het ‘spel’. Onderdeel van het spel was om complexere producten te verzinnen zodat producten moeilijker vergelijkbaar werden; de manier om de transparantie verder te ondermijnen om gemakkelijker exorbitante kosten te verdoezelen. Pas in 2006 kreeg toezichthouder de AFM de mogelijkheid om een onderzoek te starten. Vanaf toen is het hard gegaan. Consumentenprogramma Radar introduceerde de term woekerpolis en verzekeraars verloren elke greep op het proces. De bewustwording over het aangedane leed leidde ook tot de ondergang van DSB en Dirk Scheringa in 2009. Als u beziet wie in die tijden in de Raden van Commissarissen en directies van de verzekeraars (en DSB) zaten dan past het establishment grote schaamte. Ja, de elite bevolkte de besturen en greep niet in. Kuddegedrag en collectieve blindheid speelden een rol, maar of dit een excuus mag zijn is de vraag. De elite heeft zich ook bewust laten misbruiken. Dirk Scheringa, bijvoorbeeld, realiseerde zich dat hij bekende namen in zijn bestuur en Raad van Commissarissen moest zetten. Het maakte het gemakkelijker ongewenste praktijken voort te zetten. Maar wat bracht verzekeraars tot praktijken die de integriteit en de meest basale fatsoensnormen tartten? In de meest uitputtende analyse tot nu toe – opgetekend in het pas verschenen boek AEGON: Eerlijk over later – laat onderzoeksjournalist Kees Kooman zien hoe gebrekkig het met de integriteit in de verzekeringsbranche was gesteld, en hoe zelfverrijking over de ruggen van klanten werd verheven tot de norm. Maar waarom speelde dit juist in de verzekeringsbranche? Dit brengt ons terug bij transparantie. Soms wordt mij gevraagd: waarom moet er transparantie zijn over kostenstructuur van een pensioenproduct, zoals de genoemde woekerpolissen? Retorisch wordt eraan toegevoegd: als ik een pak melk koop dat wordt mij toch ook niet verteld wat de winstmarge is? Of zoals Gerrit Zalm – ja een van de ingehuurde leden van de elite bij DSB – in 2008 als bestuurder van die bank opmerkte in het televisieprogramma Pauw & Witteman, een jaar voor de ondergang van DSB: ‘als ik mijn schoenen naar de schoenmaker breng ken ik zijn winstmarge ook niet.’ Het antwoord is dat pensioenproducten incidentele maar zeer majeure keuzes zijn voor de lange termijn. Verkeerde keuzes leiden hier tot langdurige schade. Ook kan door het incidentele karakter van deze keuzes weinig ervaring worden opgedaan. De consument zit dan in een zwakke positie. In het geval van de schoenmaker gaat het over frequente en onbeduidende transacties, en als je het niet bevalt ga je de volgende keer zonder veel pijn naar een ander. Je zit er ook niet langdurig aan vast. Bij pensioenproducten geeft het incidentele karakter met langdurige consequenties de aanbieder een overwicht. De consument heeft dan een ervaring- en informatieachterstand. Economen noemen dat een dreigend marktfalen. We moeten mensen dus beschermen tegen uitwassen op de pensioenmarkt. De nieuwe generatie verzekeraars is zich hier ongetwijfeld meer van bewust, en ja, zij hebben meestal weinig van doen met de misstanden uit het verleden. Maar toch, waakzaamheid is nodig. Het is prachtig en hartverwarmend dat verzekeraars en toezichthouders hoog opgeven van de zorgplicht: het consumentenbelang moet centraal staan. Maar tegelijkertijd moet er geld worden verdiend. Wat is die balans tussen geld verdienen, en dus marges maken, en het consumentenbelang dat vraagt om simpele en transparante producten met dito lage marges? Wie bepaalt die balans? Kunnen we sturen op de integriteit van de sector?"