Wetsvoorstel Van Gennip dreigt te ontsporen

1. 23 januari 2024
2. 0 reacties

De Raad voor de rechtspraak adviseert minister Van Gennip om haar wetsvoorstel tot wijziging van de re-integratieverplichtingen in het tweede ziektejaar bij werknemers van kleine en middelgrote werkgevers niet in de huidige vorm in te dienen. De Raad is er niet van overtuigd dat het wetsvoorstel een goede oplossing biedt voor de problemen die kleine werkgevers en werknemers ervaren als gevolg van de huidige verplichtingen rondom langdurige arbeidsongeschiktheid.

Het wetsvoorstel introduceert voor kleine en middelgrote werkgevers de mogelijkheid om vanaf de start van het tweede ziektejaar (niet eerder en niet later) zich volledig te richten op re-integratie in het tweede spoor, dat wil zeggen re-integratie bij een andere werkgever, indien aan de voorwaarden wordt voldaan voor het afsluiten van het eerste spoor dat gericht is op re-integratie bij de huidige werkgever.

De Raad: “De in het wetsvoorstel voorgestelde mogelijkheid tot afsluiting van het eerste spoor - waarbij de inspanningen nog gericht zijn op werkhervatting bij dezelfde werkgever - is naar de mening van de Raad door de strakke termijnen en de vereisten waar het verzoek tot afsluiting aan moet voldoen, te complex en belastend voor kleine werkgevers. Dat de werkgever hierdoor eerder duidelijkheid krijgt over het definitief vervullen van de arbeidsplaats lijkt van beperkte toegevoegde waarde in aanmerking genomen de al bestaande mogelijkheden om die arbeidsplaats flexibel te bemensen. De voordelen voor de werknemer om mee te werken aan de afsluiting van het eerste spoor ziet de Raad niet.

“De Raad verwacht voorts een toename van conflicten tussen werkgever en werknemer over de re-integratie inspanningen van de werkgever die een vroeg verzoek doet tot afsluiting van het eerste spoor, hetgeen niet bijdraagt aan een succesvolle re-integratie. De Raad voorziet dat dergelijke conflicten zullen leiden tot meer complexe gerechtelijke procedures.

“Dat werkgevers daadwerkelijk een probleem ervaren doordat een eerste en tweede spoor mogelijk deels parallel lopen of doordat het lange tijd onzeker is of de zieke werknemer naar zijn arbeidsplek kan terugkeren, blijkt naar de mening van de Raad niet uit het in de Toelichting aangehaalde onderzoek (Panteia, 2014). De Raad: “In de huidige situatie kan de werkgever de arbeidsplek tijdelijk laten invullen door een uitzendkracht of een gedetacheerde medewerker. Ook kan een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, voor de duur van de ziekte van de werknemer, worden aangegaan. Tenslotte is het mogelijk dat andere werknemers in het bedrijf tijdelijk een aantal taken overnemen. De Raad is er daarom niet van overtuigd dat daadwerkelijk een probleem bestaat waarvoor het wetsvoorstel een oplossing biedt.

“Verder verwacht de Raad niet dat door het afsluiten van het eerste spoor, het voor de werkgever aantrekkelijker wordt personeel in vaste dienst te nemen. Dat wordt waarschijnlijk pas aantrekkelijker als de hoge kosten van de loondoorbetaling (in het tweede ziektejaar) komen te vervallen. Uit paragraaf 2.1 van de Toelichting blijkt ook dat het juist de loondoorbetalingsplicht is die - volgens 45 procent van de ondervraagde werkgevers - leidt tot extra voorzichtigheid bij het omzetten van het tijdelijke contract in een vast contract. Van een beperking van de loondoorbetalingsplicht is in dit wetsvoorstel zoals gezegd geen sprake. De Raad verwacht dan ook dat de bestaande praktijk dat de werkgever met (een) tijdelijke arbeidskracht de arbeidsplek zal opvullen, niet zal wijzigen en dat het wetsvoorstel de kleine werkgever nauwelijks verlichting zal bieden. Deze moet immers nog altijd twee werknemers betalen voor één arbeidsplaats.”

 

Reactie toevoegen

Naam

E-mailadres

Reactie

Organisatie

Telefoonnummer

VVPVIP HypothekenVVP Innovatie PlatformVIP SchadeVVP Twitter

Toevoegen 

Abonnement aanvragen