Kleinere Wwft-instellingen worstelen met uitvoering

Wasmachine (gratis Pixabay)

Naarmate de omvang van een Wwft-instelling kleiner is, vindt zij de maatregelen slechter uitvoerbaar en minder effectief. Dit geldt zowel voor de implementatie van een risico-beleid, als voor het vaststellen van UBO’s en het verscherpt cliëntenonderzoek bij binnenlandse PEPs (politically exposed persons).

Aldus onderzoek door EY in opdracht van Financiën onderzoek naar de uitvoerbaarheid van een aantal artikelen uit de implementatiewet van de vierde anti-witwasrichtlijn. Het maandag gepubliceerde onderzoek dateert overigens van juli 2021.

Minister Kaag stelt naar aanleiding van het rapport “specifiek aandacht te zullen besteden aan de uitvoerbaarheid van de regelgeving voor kleine instellingen. Zo zien we ook een taak voor de overheid om te zorgen hoe instellingen aan hun verplichtingen kunnen voldoen en dat instellingen voldoende informatie krijgen of kunnen vinden om de verplichtingen goed uit te voeren. Ook moet het belang van de regelgeving voldoende duidelijk zijn”.

Over het algemeen geven de instellingen aan dat zij de verplichting om een risicogebaseerde beoordeling in hun bedrijfsvoering te verankeren voor het merendeel hebben gerealiseerd (68 procent) en dat deze verplichtingen tot effect hebben dat instellingen een betere risico-inschatting kunnen maken, daardoor risico’s beter identificeren en dit leidt tot het beter herkennen van ongebruikelijke transacties (62 procent). Wel geldt ook een discrepantie tussen banken enerzijds en andere financiële instellingen en beroepsgroepen anderzijds. Waar banken zeer positief zijn over de effectiviteit is dat bij andere financiële instellingen en beroepsgroepen beduidend minder.

Instellingen zijn verdeeld over de vraag of het verscherpt cliëntenonderzoek bijdraagt aan het constateren van risico’s, het vaker vaststellen van hoog risico cliënten of het melden van ongebruikelijke transacties.

De verplichting om op PEP’s verscherpt cliëntenonderzoek toe te passen wordt over het geheel genomen negatief ervaren. Het vaststellen dat een persoon als PEP kwalificeert is voor de meeste instellingen nog redelijk uitvoerbaar, maar het vervolgens toepassen van het verscherpt cliëntenonderzoek wordt disproportioneel genoemd. De instellingen geven aan dat de inspanning voor PEP’s te hoog is en dat zij het idee hebben dat dit weinig oplevert.

Uitwerking begrip UBO

Uit de vragenlijst blijkt in het algemeen dat het vaststellen van de UBO geen problemen oplevert en dat de meerderheid van de instellingen aangeeft dat de uitwerking bijdraagt aan het vaststellen van de UBO’s. Ook hier geldt dat beroepsgroepen minder positief zijn dan de grotere instellingen. Uit de interviews blijkt dat het vaststellen van de UBO toch vaak als bewerkelijk wordt ervaren. Hierbij wordt aangetekend dat kleinere instellingen vaker het vaststellen van de UBO niet in de bedrijfsvoering hebben verankerd. Dit kan ermee te maken hebben dat deze instellingen voor het merendeel particuliere klanten bedienen en daarom voor de meeste zakelijke relaties geen UBO hoeven vast te stellen.

Uitvoerbaarheid

Het algemene beeld is dat instellingen, groot en klein, beschikken over voldoende financiële middelen, personeel en kennis om de verplichtingen uit de Wwft uit te voeren. Op al deze afzonderlijke elementen geeft 55 tot 65 procent van de instellingen aan hierover te kunnen beschikken. De discrepantie tussen grote en kleine instellingen is het grootst bij financiële middelen, waar 84 procent van de grote instellingen positief is, is dit bij kleine instellingen 56 procent. Uit de interviews blijkt dat kleine instellingen de administratieve lasten van de verplichtingen niet vinden opwegen tegen het naar huns inziens beperkte nut van de maatregelen.

 

Reactie toevoegen

 
Meer over
Cis breidt uit met ubo check

Cis breidt uit met ubo check

CIS heeft haar dienstverlening uitgebreid met de UBO-check van ABZ/Graydon. Op basis van afwegingen die in samenspraak met deelnemers en bestuur zijn gemaakt, heeft...